-
1 intérêt
intérêt [ẽteere]〈m.〉1 interesse ⇒ belangstelling, aandacht2 belang ⇒ voordeel, eigenbelang♦voorbeelden:prendre intérêt à qc. • belang in iets stellenépouser les intérêts de qn. • zich voor iemand inzettentrouver son intérêt dans • zijn voordeel doen metagir dans son intérêt, par intérêt • uit eigenbelang handelenplein d' intérêt • zeer belangrijk→ centreservir, payer des intérêts • rente uitkeren1. m1) interesse, belangstelling2. intérêtsm plrente, interest -
2 épouser les intérêts de qn.
épouser les intérêts de qn.Dictionnaire français-néerlandais > épouser les intérêts de qn.
-
3 Zeug
〈o.; Zeug(e)s, Zeuge〉1 prul, rommel ⇒ spullen, gerei3 〈 scheepvaart〉tuigage, takelage♦voorbeelden:ich habe mein ältestes Zeug angezogen • ik heb mijn oudste kloffie aangetrokkenalbernes Zeug treiben • gekke, domme dingen doen¶ er arbeitete, fuhr, was das Zeug hielt • hij werkte, reed zo hard (als) hij kon〈 informeel〉 jemandem etwas am Zeug flicken • (a) iemand een loer draaien; (b) iemand iets aanwrijvensich für jemanden, etwas ins Zeug legen • zich voor iemand, iets erg inzettenmit jemandem scharf ins Zeug gehen • met iemand niet bepaald zachtzinnig omgaaner hat, in ihm steckt das Zeug zu einem guten Zimmermann • hij heeft de capaciteiten om een goed timmerman te worden -
4 stark
〈 stärker, (am) stärkst(en)〉2 sterk, groot ⇒ flink, talrijk, veel, dicht3 hevig, heftig ⇒ flink, erg, fors6 sterk, kras♦voorbeelden:〈informeel; figuurlijk〉 sich für jemanden, etwas stark machen • zich voor iemand, iets inzettenstarker Beifall • veel applausstarkes Haar • veel, dicht haareine starke Nachfrage • een grote vraagstarker Verkehr • druk, veel verkeerder Artikel ist stark gesucht • er is veel vraag naar dat artikelstark verschuldet sein • grote, zware schulden hebbenstark bevölkert • dichtbevolktstarke Kälte • vinnige koues fror stark • het vroor harddas Buch ist 800 Seiten stark • het boek is 800 bladzijden dik8 irre stark! • al te gek! -
5 setzen
setzen♦voorbeelden:1 hoch setzen • hoog, veel inzetten¶ setzen! • (gaan) zitten!II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten, stellen, plaatsen ⇒ oprichten; vestigen; brengen♦voorbeelden:〈 sport en spel〉 einen Stein setzen • een steen verplaatsen, een zet doenden Stuhl an den Tisch setzen • de stoel bij de tafel zetten, schuivenzwei Dinge zueinander in Beziehung setzen • twee dingen met elkaar in verband brengenetwas in Brand setzen • iets in brand stekenetwas in Kraft setzen • iets in werking stelleneinen Text in Musik, in Noten setzen • een tekst op muziek, op noten zettenjemanden über einen andern setzen • iemand boven iemand anders plaatsenjemanden über den Fluss setzen • iemand de rivier overzetten(zu einem Verbrechen) eine hohe Strafe setzen • (op een misdaad) een zware straf stellenjemandem etwas als Aufgabe setzen • iemand iets tot taak stellenSalat setzen • sla uitzetten〈 informeel〉 gleich setzt es (et)was! • dadelijk zwaait er wat!1 gaan zitten, plaatsnemen2 zich plaatsen, zich zetten3 bezinken, neerslaan5 〈 aardrijkskunde〉zich zetten, inklinken♦voorbeelden:bitte, setzen Sie sich! • gaat u zitten!sich aufrecht, gerade setzen • rechtop gaan zittensich bequem setzen • er gemakkelijk bij gaan zittensich ans Fenster setzen • aan, bij het raam gaan zittensich aufs Rad setzen • op zijn fiets stappensich zu jemandem setzen • bij iemand gaan, komen zittensich auf eine andere Fahrbahn setzen • van rijstrook wisselen————————setzen!(gaan) zitten! -
6 play
n. toneelstuk; spel; speeltuig; lach; humor--------v. spelen; voordragen; spelen ( muziek)play1[ plee] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 spel4 actie ⇒ activiteit, beweging♦voorbeelden:〈Amerikaans-Engels; voornamelijk sport〉 set play • ingestudeerd(e) spel(patroon)/manoeuvreallow/give full/free play to something • iets vrij spel latenthere's too much play in the rope • het touw heeft te veel spelingbring/call into play • erbij betrekkencome into play • mee gaan spelen¶ make great play about/of • erg de nadruk leggen op, sterk benadrukken————————play21 spelen♦voorbeelden:play dead • doen alsof men dood isplay on • doorspelenplay at soldiers/hide-and-seek • soldaatje/verstoppertje spelen〈 figuurlijk〉 play at something • iets niet ernstig nemen, iets doen voor de pretplay down to someone • zich aan iemand aanpassen〈 informeel〉 what on earth are you playing at? • wat heeft dit allemaal te betekenen?play (up)on someone's feelings • op iemands gevoelens werkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:play back a tape • een band afspelen/weergevenhe played his last dollar • hij zette zijn laatste dollar inplay someone along • iemand aan het lijntje houdenplay something down • iets bagatelliseren -
7 put in
een verzoek indienen, solliciteren; binnenlopenput in♦voorbeelden:put in for leave • verlof (aan)vragen3 put in at a port • een haven binnenlopen/aandoenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (erin) plaatsen/zetten/brengen ⇒ inlassen, invoegen2 opwerpen♦voorbeelden:1 put in an/one's appearance • zich (eens) laten zien/vertonenput in a comma here! • las hier een komma in!put in the horses • de paarden inspannen3 put in guards for the President's protection • bewakers aanstellen voor de bescherming van de presidentthe Conservative Party was put in • de Conservatieve Partij kwam aan de machtwe had another hour to put in • we moesten nog een uur passerenput in a claim for damages • een eis tot schadevergoeding indienen -
8 défense
défense [deefãs]〈v.〉1 verdediging ⇒ ver-, afweer, verzet2 bescherming ⇒ beschutting, beveiliging3 verbod5 slagtand♦voorbeelden:Ministère de la Défense • ministerie van Defensiedéfense de l'organisme • weerstandsvermogen van het lichaamles défenses d'une ville • verdedigingswerken van een stadlégitime défense • noodweer, zelfverdedigingdéfense passive • bescherming der burgerbevolking, BBne pas avoir de défense • niet van zich af kunnen bijtenêtre en position de défense • in de verdediging zijnmettre en défense • in staat van verdediging brengenprendre la défense • de verdediging op zich nemenprendre la défense de qn. • zich inzetten, opkomen voor iemanddéfense contre avions • luchtafweerdéfense de doubler • inhaalverbodf1) verdediging, verweer2) bescherming3) verbod4) slagtand5) verdediging [juridisch] -
9 eintreten
eintreten2 trappen, schoppen naar♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 trappen, schoppen in -
10 prendre la défense de qn.
prendre la défense de qn.zich inzetten, opkomen voor iemandDictionnaire français-néerlandais > prendre la défense de qn.
-
11 set
adj. vast; strak; klaar--------n. set; toestel; groep; houding; serie; bergplaats; plaats waar gefilmd wordt; kant; het hard worden--------v. zetten; vaststellen; neerzetten; veroorzaken; klaarmaken; vast worden; richtenset1[ set]1 stel ⇒ span, servies, set 〈pannen enz.〉; reeks 〈 gebouwen, vertrekken, postzegels〉; serie, suite; set 〈 van liedjes〉2 kring ⇒ gezelschap, groep, kliek4 stek ⇒ loot, jonge plant♦voorbeelden:the smart set • de chic♦voorbeelden:2 the set of public opinion is against tolerance • er is een neiging bij het publiek tegen tolerantie————————set21 vast ⇒ bepaald, vastgesteld; stereotiep, routine-, onveranderlijk♦voorbeelden:1 set formula • stereotiepe/vaste formuleset hours of work • vaste werkurenset phrase • stereotiepe uitdrukkingset price/time • vast(e) prijs/tijdstipset purpose • vast vooropgesteld doelset smile • strakke glimlachset in one's ways • met vaste gewoonten4 ready, set, go • aan de lijn, klaar, start〈 sport〉 (get) set! • klaar!〈 informeel〉 be all set for something/to do something • (helemaal) klaar zijn voor iets/om iets te doenset piece • groot vuurwerk op stellage; doorwrocht(e) stuk/compositie 〈 in kunst en literatuur〉; 〈 toneel〉 zetstuk; zorgvuldig vooraf geplande militaire operatie • 〈Brits-Engels; sport〉 spelhervatting 〈 hoekschop, vrije schop〉set square • tekendriehoekset teeth • op elkaar geklemde tanden♦voorbeelden:1 set dinner • dagschotel, dagmenu♦voorbeelden:her mind is set on pleasure • ze wil alleen plezier makenhe's very set (up)on becoming an actor • hij wil absoluut acteur worden————————set31 vast worden ⇒ stijf/hard worden 〈 van cement, gelei〉; verharden, stollen, een vaste vorm aannemen; bestendig worden 〈 van weer〉3 afnemen ⇒ verminderen, achteruitgaan♦voorbeelden:→ set about set about/, set forth set forth/, set in set in/, set off set off/, set on set on/, set out set out/, set to set to/, set up set up/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 zetten ⇒ plaatsen, stellen, leggen, doen zitten3 opleggen ⇒ opdragen, opgeven 〈 taak〉; geven 〈 voorbeeld〉; stellen 〈 voorbeeld, probleem〉; opstellen, (samen)stellen 〈vragen e.d.〉4 bepalen 〈 datum〉 ⇒ voorschrijven 〈 de mode〉; aangeven 〈 maat, pas, toon, tempo〉; vaststellen 〈 limiet, tijd, prijs〉5 brengen ⇒ aanleiding geven tot, veroorzaken9 aanhitsen ⇒ aanzetten, ophitsen♦voorbeelden:set free • vrijlaten, bevrijdenset ashore • aan land zettenset something before someone • iemand iets voorzetten/voorleggenset flowers in water • bloemen in water zettenset on the shore • aan land zettenset pen to paper • beginnen te schrijvenset spurs to the horse • het paard de sporen gevenset the alarm clock • de wekker zetten1set eggs • eieren laten uitbroeden1set a hen • een hen op eieren zetten3set a fire • een vuur aansteken3 who will set the examination papers? • wie stelt de examenvragen op?set someone a good example • iemand het goede voorbeeld gevenset a problem • een probleem stellenset questions • vragen stellenset someone a task • iemand een taak opleggenset someone to write a report • iemand een rapport laten opstellenset oneself a difficult task • zichzelf een moeilijke taak opleggenset something in motion • iets in beweging zettenset something in order • iets in orde brengenset the fashion • de mode bepalenset a price on something • de prijs van iets bepalenset a high value on something • veel waarde aan iets hechtenset the wedding-day • de trouwdag bepalenset someone laughing • iemand aan het lachen brengenthat set me thinking • dat bracht me aan het denkenset oneself to do something • zich erop toeleggen/zijn best doen om iets te doenset the table • de tafel dekken9 set a dog at/(up)on someone • een hond tegen iemand ophitsen/op iemand loslaten10 set one's teeth/lips • zijn tanden/lippen op elkaar klemmen13 set jewels • juwelen (in)zetten/kassenset a crown with gems • een kroon met juwelen bezetten18 the novel is set in nineteenth-century London • de roman speelt zich af in het Londen van de negentiende eeuwset little/much by something • iets geringschatten/hoogschatten, weinig/veel geven omset about rumours • geruchten verspreidenset (up)on someone • iemand aanvallen/overvallenagainst that fact you must set that … • daartegenover moet je stellen dat …public opinion is setting against him • de publieke opinie kant zich tegen hemset someone against someone • iemand opzetten tegen iemandset someone beside someone else • iemand met iemand anders vergelijkenset someone over someone • iemand boven iemand (aan)stellenset someone over something • iemand aan het hoofd stellen van iets -
12 porter
porter [portee]♦voorbeelden:porter sur le public • aanslaan bij het publiekII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 dragen ⇒ meevoeren, bij zich hebben, aan, op hebben, drachtig zijn2 brengen (naar) ⇒ (ver)voeren (naar), leggen (op), wenden (naar), drijven (tot)5 bevatten ⇒ hebben, vertonen, bezitten7 vermelden ⇒ doorgeven, inschrijven, noteren♦voorbeelden:porter le deuil • in de rouw zijnmes jambes ne me portent plus • ik kan niet meer op mijn benen staanporter le poids de • de last torsen vanelle porte bien cette toilette • dit toiletje staat haar heel goedporter qn. en triomphe • iemand in triomf op de schouders dragenporter à la poste • postenporter qc. à sa perfection • iets tot in de puntjes verzorgenporter devant le tribunal • voor het gerecht brengenporter en terre • ten grave dragenporter son regard sur • zijn blik laten gaan overporter la conversation sur • het gesprek brengen opporter ses efforts sur • zich helemaal inzetten voorporter son regard vers • zijn blik richten oplivre portant le titre • boek met als titelporter les traces, les marques de • sporen vertonen vanêtre porté à croire que • alle reden hebben om te geloven dattout porte à croire que • alles wijst erop datporter au compte profits et pertes • op de winst-en-verliesrekening boekenporter sur un registre • inschrijven, boeken2 het … maken 〈 gezondheid〉5 zich laten verleiden (tot) ⇒ gaan (tot), komen (tot), zover komen dat♦voorbeelden:3 se porter candidat à • zich kandidaat stellen voor, solliciteren naarse porter garant de • borg staan voorse porter en tête (de) • vooropgaan, vooraan gaan rijdenles regards se portent sur • de blikken richten zich oples soupçons se portent sur lui • de verdenking valt op hem5 se porter aux dernières extrémités • ontzettend kwaad, handtastelijk worden————————v1) steunen (op)6) dragen8) veroorzaken9) tonen10) vertonen, bezitten11) aanzetten (tot)12) vermelden, inschrijven -
13 see
n. (aarts)bisschopszetel; (aarts)bisschopsdom--------v. zien; begrijpen; oppassen op; er zeker van zijn; begeleiden; ontmoetensee1[ sie:] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————see21 nadenken ⇒ bekijken, zien♦voorbeelden:1 let me see • wacht eens, even denken1 zien ⇒ kijken (naar), aankijken tegen2 zien ⇒ (het) begrijpen, (het) inzien3 toezien (op) ⇒ opletten, ervoor zorgen, zorgen voor♦voorbeelden:things seen • waargenomen dingen/zaken 〈 tegenover wat in de verbeelding bestaat〉worth seeing • de moeite waard, opmerkelijkI cannot see him doing it • ik zie het hem nog niet doengo and see! • ga dan/maar kijken!we shall see • we zullen wel zien, wie weetsee into a matter • een zaak onderzoeken〈 figuurlijk〉 see through someone/something • iemand/iets doorzien/doorhebbenas far as I can see • volgens mijI see • (o,) ik begrijp hetas I see it • volgens mij〈 informeel〉 see? • snap je?see about/after • zorgen voor, iets doen aan; onderzoekensee to it that • ervoor zorgen dat5 bezoeken ⇒ opzoeken, langs gaan bij7 meemaken ⇒ ervaren, getuige zijn van♦voorbeelden:3 see you (later)!, (I'll) be seeing you! • tot ziens!, tot kijk!I'd like to see more of you • ik zou je wel vaker willen ziensee a lot of someone • iemand veel/vaak zien/ontmoetensee the town • de stad bezichtigensee over/round a house • een huis bezichtigensee someone about something • iemand over iets raadplegen/advies vragensee the new year in • het nieuwe jaar inluidensee the old year out • het oude jaar uitluidensee someone in • iemand binnenlatensee someone off at the station • iemand uitwuiven op het stationsee someone out • iemand uitlatenI'll see you through • ik help je er wel doorheenhave enough money to see one through the month • genoeg geld hebben om de maand door te komensee someone to the door • iemand uitlatensee something out/through • iets tot het einde volhouden/doorzetten -
14 jeu
〈m.〉3 stel ⇒ serie, set♦voorbeelden:jeu d'argent • gokspelletjejeux du destin, du hasard • spelingen van het toevaljouer un jeu d'enfer • zeer hoog spel spelenjeu d'équipe • teamsportjeu d'esprit • geestigheidjeu de fléchettes • dartsjeu de hasard • kansspeljeux de main(s) • handtastelijkheden〈 spreekwoord〉 jeu(x) de main, jeu(x) de vilain • van mallen komt vallen, handjesspel, katjesspeljeu de mots • woordenspel, woordspelingjeux d'orgue • orgelregisterjeux de poursuite • krijgertje, tikkertjejeu de scène • stil speljeux de société • gezelschapsspelletjesjeux du stade • wedstrijden in het stadionavoir beau jeu • gemakkelijk, vrij spel hebbenjouer (un) double jeu • een dubbel spel spelen, het achter zijn ellebogen hebbenle grand jeu • het volledige tarokspel〈 spreekwoord〉 heureux au jeu, malheureux en amour • gelukkig in het spel, ongelukkig in de liefdejeu informatique • computerspelletjejouer un jeu serré • voorzichtig spelenjeux télévisés • televisiespelletjesjeu vidéo • videospelletje, videogameaimer le jeu • van gokken houdencacher son jeu • zich niet in de kaart laten kijkencouvrir son jeu • 〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 de kaarten duiken; 〈 figuurlijk〉 zich niet in de kaart laten kijkendécouvrir son jeu • zijn kaarten op tafel leggen, open kaart spelenentrer dans le jeu de qn. • meedoen met iemandêtre en jeu • op het spel staanse faire un jeu des difficultés • de moeilijkheden gemakkelijk overwinnenfaire le jeu de qn. • iemand in de kaart spelense faire un jeu de • genoegen scheppen infaites vos jeux • uw inzet graagjouer le jeu • de regels van het spel volgen, eerlijk spelenmettre en jeu • inzetten, op het spel zetten 〈 ook figuurlijk〉se prendre, se piquer au jeu • hartstochtelijk doorspelen hoewel men verliest; 〈 figuurlijk〉 koppig volhoudenles jeux sont faits • er valt niets meer aan te veranderenjeu à XIII (treize) • rugby met 13 spelersen jeu • die een rol spelen, in 't spel, geding zijnpar jeu • voor de grapce n'est pas de jeu • dat is niet eerlijk, unfairvoir clair dans le jeu de qn. • iemand doorhebbenjouer franc jeu • eerlijk spelen, open kaart spelenjeu de physionomie • uitdrukking van het gezicht, mimiekm1) spel2) speelplaats3) stel, serie, set4) beweging5) speling [techniek] -
15 concern
n. bezorgdheid; interesse; onderneming, fabriek; conglomeraat--------v. zich bezig houden met; bezorgd makenconcern1[ kənsə:n] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 aangelegenheid ⇒ belang, interesse2 (be)zorg(dheid) ⇒ begaanheid, (gevoel van) betrokkenheid3 bedrijf ⇒ onderneming, firma♦voorbeelden:1 your drinking habits aren't my concern/are no concern of mine • uw drinkgewoonten gaan mij niet aan/zijn mijn zaak nietlook at someone in concern • begaan/zorgelijk naar iemand kijkenpaying concern • winstgevend/rendabel bedrijf4 have a concern in a business • aandelen/een belang hebben in een zaak————————concern2〈 werkwoord〉1 aangaan ⇒ raken, van belang zijn voor2 betreffen ⇒ gaan/handelen over3 met zorg vervullen ⇒ dwars zitten, verontrusten♦voorbeelden:where money is concerned • als het om geld gaatso/as far as your role is concerned • wat uw rol aangaatas far as I'm concerned • wat mij betreft, voor mijn part4 be concerned/concern oneself about/in/over/with something • zich ergens mee bezighouden/voor inzetten/zorgen om maken -
16 devoir
devoir1 [dəvwaar]〈m.〉♦voorbeelden:rendre à qn. les derniers devoirs • iemand de laatste eer bewijzen————————devoir2 [dəvwaar]1 verschuldigd, schuldig zijn♦voorbeelden:2 cette famille ne veut devoir rien à personne • die familie wil tegen niemand dank je hoeven te zeggenl'homme devait tomber une heure plus tard • de man zou een uur later vallen♦voorbeelden:1. mplicht, verplichting2. devoirsm pl3. v3) moeten, behoren -
17 prodiguer
prodiguer [proddiegee]2 kwistig zijn met ⇒ gul, royaal zijn met♦voorbeelden:1 zich niet ontzien ⇒ zich geheel geven, zich inzetten (voor) -
18 instellen
1 [oprichten] créer2 [(voor gebruik) geschikt maken] régler3 [Algemeen Zuid-Nederlands][uitschrijven] organiser4 [Algemeen Zuid-Nederlands][inzetten] mettre à prix (à)♦voorbeelden:een commissie instellen • créer une commissionhet instellen • la mise au point¶ een vervolging instellen tegen iemand • engager des poursuites contre qn.II 〈wederkerend werkwoord; zich instellen〉1 [+ op][zich voorbereiden (op)] se préparer (à)♦voorbeelden: -
19 action
n. actie; handeling; daad; gevecht[ æksjn]1 actie ⇒ daad, handeling, activiteit, beweging2 gevechtsactie ⇒ treffen, strijd3 techniek ⇒ wijze van gaan, gang4 mechaniek ⇒ mechanisme, werk♦voorbeelden:a man of action • een man van de daadbring/put/set a machine in(to) action • een machine in werking stellen/aan de gang brengengo into action • in actie komenput something out of action • iets buiten werking/buiten bedrijf stellentake action • maatregelen nemen, tot handelen overgaanbe killed in action • in de strijd sneuvelenput someone out of action • iemand buiten gevecht stellensee action • aan de gevechtshandelingen deelnementhe action of a runner • de (loop)techniek van een hardloper4 the action of a piano • het (toets)mechaniek/de hamers van een pianothe action of a drug on the brain • de (uit)werking/invloed van een geneesmiddel op de hersenen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский